De liefde maakt dorstig

Deze week is de première van de liefde maakt dorstig, een theatervoorstelling geregisseerd door Cézanne Tegelberg en gespeeld door Ellen van Rossum. Het stuk gaat over de zoektocht van Ellen naar haar moeder. Niet in fysieke zin, maar overdrachtelijk over het zoeken naar een moeder in een vrouw die dat niet kon zijn​ en over de veerkracht ​van de liefde ​van een kind. Een gesprek met de twee makers bij hen thuis in Den Haag.

Ellen: ‘Iedereen heeft een moeder. Ik heb een moeder. Tenminste, er is een vrouw die mij 9 maanden bij zich gedragen heeft. Een vrouw die mij in een lege koffer legde bij gebrek aan een wieg. Sindsdien is mijn moeder een ongrijpbare schim: aaneengeregen diagnoses, gesloten inrichtingen, onscherpe foto’s en flinters verhalen. En toch zoek ik in haar ogen naar iets waarvan ik zelf niet weet wat het is. Einsteins definitie van gekte is: “Iedere keer hetzelfde doen in de hoop dat de uitkomst zal veranderen.” Wie is hier nou gek?

​De liefde maakt dorstig is een uitspraak van mijn moeder. Mijn moeder zit in een verpleeghuis op een gesloten afdeling, ze is licht dementerend en al haar hele leven psychiatrisch patiënt. Echt contact met haar krijg je niet, maar ze zegt wel dingen en dan zijn dat vaak gezegdes. Zoals “de liefde maakt dorstig”, “van niks gaat de kat dood” of “die vrijer die wacht wel”. Het zijn vooral van die typische Jordanese gezegden, ze heeft als twintiger veel tijd in de Jordaan doorgebracht.’

Cézanne: ‘De liefde maakt dorstig zegt ook heel veel over verlangen en in dit geval over het gebrek aan een moeder. Ellen heeft haar moeder nooit echt gekend. Niet als mens, de moeder. Omdat ze na elke zwangerschap, vijf stuks, werd opgenomen in psychiatrische inrichtingen heeft Ellen een tijdje in een kindertehuis gezeten. Later is ze opgegroeid bij haar grootouders en tante.
Waarschijnlijk zou haar moeder nu een postnatale psychose gediagnosticeerd krijgen, alleen dat bestond toen nog niet. Dus noemden ze haar schizofreen.’

Ellen: ‘Alle informatie die ik heb, heb ik uit de tweede of derde hand. Van horen zeggen. Of ik heb zelf in de dossiers iets gelezen. Mijn moeder heeft mij altijd brieven geschreven. De brieven maken ook deel uit van de voorstelling, ze zijn namelijk allemaal bijna hetzelfde. Tien jaar aan brieven en er scheelt misschien soms enkel een woord. Allemaal geschreven op een vodje.
Ze kwam weleens op bezoek als ze was opgenomen. “Die vrouw”. Die mevrouw mijn moeder.

Mijn oma was eigenlijk mijn moeder en mijn opa voelde meer als mijn oma. Oh, en mijn oma was ook mijn vader, want mijn vader was er niet. Mijn moeder was er wel, maar niet bij mij. Een paar jaar later werd mijn tante mijn moeder. Mijn oma werd toen een soort tante. Mijn opa ging dood, mijn oma dus eigenlijk ook. Mijn oma kreeg toen een vriend, mijn stiefopa. Maar mijn stiefopa was meer een buurman.’

Cézanne: ‘Als kind ga je toch iets vormen. Je mist iets. En dat gemis gaat een vorm krijgen. Dat hebben we als het ware als een mal gebruikt om te kijken hoe we dat verlangen, dat gemis toch op de vloer kunnen zetten. Wat zijn al die verhalen die je aan elkaar plakt om een soort moeder te bouwen?’
Lacht dan: ‘En dat werkt natuurlijk van geen kant. Maar het proberen zelf is zo menselijk en zo universeel ook. Het is heel moeilijk om te kijken naar de wereld zoals die is in tegenstelling tot kijken naar de wereld zoals je graag zou willen dat die is.
Dat waar je het meest om geeft, daar kan je soms een heel leven lang naar kijken door zo’n bril van wat je graag zou willen dat het was. Dat je niet kan zien wat er is. Terwijl dat wat er is genoeg zou moeten zijn.’

Ellen: ‘Ik heb allerlei spullen van mijn moeder verzameld. Alsof ze er dan echt zou zijn. Dus de brieven, handschoentjes, een accordeon. Al deze spullen gebruik ik ook in de voorstelling. Ook de koffer waar ik als baby in heb gelegen bij gebrek aan een wiegje.’
Cézanne: ‘Ze was een prachtige intelligente vrouw. Maar jaren van medicatie en elektroshock hebben flinke sporen achter gelaten.’
Ellen: ‘En dat is wel heel frappant, ik heb nooit geweten dat dat ook je geheugen aantast. Want ik heb natuurlijk heel veel vragen aan mijn moeder gesteld. Of ze iets kon vertellen over toen ik nog jong was. Of hoe het mijn vader is gegaan. En dan zei ze altijd “o dat weet ik niet meer hoor”. En elke keer dacht ik “Jezus, interesseert het je nou niet, doe ik er wel toe?”. Ik voelde me heel erg afgewezen. Later, nadat ik had gehoord dat je geheugen wordt aangetast door elektroshocktherapie, besefte ik dat ze het waarschijnlijk gewoon echt niet meer weet. Toen veranderde er bij mij ook wel wat naar mijn moeder toe. En mijn vader… dat is een andere voorstelling.’

Cézanne: ‘Toen Ellen en ik net samen waren, vond ik het altijd heel raar dat ze nooit zei “ik ben verdrietig” of “ik vind dit-en-dit wat gebeurd is niet leuk”. Ze zegt dan “ik heb buikpijn, ik denk dat ik iets verkeerds heb gegeten”. Emoties komen er bij Ellen niet uit, maar worden opgeslagen in haar lichaam.’
Ellen: ‘Dat is nu iets minder geworden sinds we deze voorstelling zijn gaan maken. Het werkt voor mij natuurlijk ook wel louterend, dit hele proces.’
Cézanne: ‘Het is wel een bijzonder ding, dat je dat kan. Dat je er een soort deksel op kan doen als een overlevingsdrang. Vorig jaar toen we ook al bezig waren met deze voorstelling had Ellen een geklapte maagzweer. Vier dagen mee rondgelopen zonder te weten wat ze had. Foutje van het ziekenhuis…’
Ellen: ‘Het dekseltje ging open, er kwam een of ander monster uit. Een mooie metafoor over hoe oude mentale ellende er fysiek uitkomt.’

Ellen: ‘De voorstelling is een soort puzzel, fragmentarisch. Allemaal stukjes en pas op het eind klikt alles in elkaar.’
Cézanne: ‘Het publiek moet zelf ook hard werken en zit in diezelfde zoektocht als waar Ellen zich in bevindt. We gaan echt mee in het zoeken zelf. Want het zit niet lineair in elkaar. We hebben geprobeerd om dat ook op de manier te doen waarop herinneringen en gedachtes en verschillende stukjes van jezelf voorbijkomen. Dat loopt allemaal door elkaar waardoor je een heel intiem verhaal krijgt. Ellen speelt haar eigen herinnering. Hierdoor ga je af en toe mee met een heel klein meisje. Op een gegeven moment leer je dat meisje kennen en ga je ook van haar houden. Maar je hebt ook de kunstenares Ellen die probeert haar moeder te bereiken. Eigenlijk is ze op alle fronten aan het zoeken naar contact met haar moeder.’

Ellen: ‘Mijn moeder weet niet van de voorstelling. Kijk, die accordeon is van haar. En ik heb gevraagd of ik die mocht lenen, speciaal voor deze voorstelling. Want ik wist al dat ik die wilde gebruiken. Ze heeft er zelf nooit op gespeeld. Bijna nooit. En ze zegt ook elke keer “ja ik moet nog effe noten leren lezen”. Alsof dat nu nog allemaal gaat gebeuren. Ik heb gezegd “ik leen ‘m alleen maar, je krijgt ‘m terug”. Maar ik durfde niet te zeggen dat het voor dit theaterstuk was. Maar nou weet ik niet zo goed waarom ik dat niet durf. Het is heel dubbel want ik wil haar niet belasten met iets. Ik ben ook bang dat ze nee zegt. Ik weet ook niet zeker of ze het zich allemaal zou realiseren, ik denk dat het te veel informatie is.’

Cézanne: ‘Als je bij haar binnenkomt dan zit ze. Als je weggaat dan zit ze. En dat is het. De mensen om haar heen veranderen en worden dementer en gaan dood en zij is redelijk stabiel. Er zit gewoon wel een mens achter, ik ga zelf ook meezoeken als ik haar zie.’
Ellen: ‘Eigenlijk altijd als ik kom, dan kijkt ze me aan en dan zegt ze “hee schat”. En dat is een heel klein momentje, maar dat is het. En dan is er ook een fonkel. Ze zegt ook wel regelmatig “ik ben blij dat ik je zie hoor”. En dat meent ze. Maar het zijn heel korte momenten.’
Cézanne: ‘Ellen is niet liefdeloos opgegroeid. Ze had eerst haar opa en oma die haar opvoedde tot ze een jaar of 16 was. Ze zat wel op kostschool met nonnen en die waren redelijk liefdeloos.’
Ellen: ‘Daarna werd mijn tante mijn moeder.’

Cézanne: ‘En die hebben allemaal heel liefdevol voor haar gezorgd. Dat is ook het lullige met dat verlangen. Ze heeft aan alle kanten wel het idee van een moeder gekend, maar nooit het gevoel gehad dat dat onvoorwaardelijk was. Onvoorwaardelijk welkom zijn is toch het stukje wat mist. Je hebt altijd het idee dat je wat moet doen. Dat staat ook ergens in een dossier over Ellen: “Ellen is heel erg op effect i.p.v. affect”.’

Cézanne: ‘Veel mensen denken bij de liefde maakt dorstig aan verschillende dingen. Ellen zei altijd “ik zie mijn moeder als een beslagen raam”. We hebben toen een foto gemaakt van Ellen voor een beslagen spiegel. Maar dat was het niet helemaal. En toen kwam het bootje. En het water waarin je de reflectie ziet. En je kan het water in. Verder, dieper duiken. Zoeken. En dit plaatje klopt nu ook heel erg met het begin van het verhaal: “Ik zie een gezicht onder het wateroppervlak. Jouw gezicht, ik duik. Steeds dieper, ik kom je halen.”
En eigenlijk is dat ook waar de voorstelling heengaat. Ellen gaat steeds dieper tot ze zelf bijna geen zuurstof meer heeft en uiteindelijk moet ze kiezen: vindt ze haar moeder en zo ja kan ze haar dan mee naar boven nemen?
Door al die verhalen heen, steeds sneller, steeds dieper, duiken tot ze zelf bijna net zo gek is als haar moeder. Om maar dat contact te vinden. En dat is uiteindelijk de structuur van de voorstelling.’

Ellen: ‘Het is een hele stille voorstelling. Of eigenlijk verstild. Er doet een danseres mee, Manou, en die danst, nee, die bewéégt mijn moeder.’
Cézanne: ‘Zij vertegenwoordigt de schim van Ellen’s moeder. Die in Ellen’s bewustzijn continu aanwezig is. Een combinatie van fragmentarische beelden, een heel kwetsbaar intiem verhaal en dat je de hele tijd laveert op de grens tussen heel erg moeten lachen en dat het dan opeens toch schrijnend is. Dat je dan denkt “o nou weet ik eigenlijk niet of ik heel erg geraakt ben of heel hard moet lachen” en op een gegeven moment mag het eigenlijk gewoon allebei tegelijk. Het is heel aandoenlijk op bepaalde momenten. Het is heel filmisch. Het schakelt van de ene verhaallijn naar de andere verhaallijn.’

Cézanne: ‘We hebben het script samen geschreven, maar het komt wel allemaal uit Ellen.’
Ellen: ‘Het is toch een beetje lastig, want het is een echt verhaal, maar ik ben het aan het spelen voor het publiek. Voor mij is het ‘t belangrijkst dat het zo eerlijk mogelijk is wat ik doe.’
Cézanne: ‘Het is voor het publiek ook louterend. Ellen maakt die reis, die ontiegelijk moeilijke reis zodat het publiek het zelf niet hoeft te doen.
Ellen: ‘Ik vind het zelf heel erg spannend. Ik had dit niet durven doen zonder jou.’

Ga voor meer informatie en speeldata naar www.deliefdemaaktdorstig.nl.

Eerste speeldata:

  • 14 en 15 maart Theater aan het Spui in Den Haag (try-outs)
  • 16 maart Theater aan het Spui in Den Haag (première)
  • 18 maart Compagnietheater in Amsterdam