De haven vormt een belangrijke inspiratiebron voor thrillerschrijver Tjeerd Langstraat. Zo speelt zijn boek Eeuwig Donker zich af in zijn geliefde Rotterdam, met een grote rol voor de Waalhaven. ‘Daar staan nog wat rauwe, leegstaande panden en een van de slachtoffers in het boek wordt vastgehouden in zo’n pand.’ Om inspiratie op te doen, rijdt hij soms gewoon rondjes en maakt foto’s. ‘Notitieblok mee en dan komen de ideeën vanzelf.’ Dat gebeurt ook als hij een bezoekje brengt aan café de Oude Sluis, een bruine kroeg in Delfshaven. ‘Barman Danny komt zelfs in mijn boeken voor. Ik drink een biertje met de cafébezoekers en dan hoor je zoveel. De ideeën en verhalen schrijf ik dan zo op.’ In de haven vindt hij overigens niet alleen voer voor zijn thrillers, hij bezoekt ook graag de natuur in de haven. De vogelvallei op Maasvlakte 2 bijvoorbeeld. ‘Daar hebben ze 21 hectare natuurgebied gemaakt: een prachtig contrast met de industrie van de haven op de achtergrond. Die bedrijvigheid in de haven vind ik leuk, er gebeurt altijd wat.’
Af en toe doet Tjeerd nog een schrijfopdracht om geld te verdienen, maar het liefste zou hij zich helemaal storten op het schrijven van zijn boeken. Hij bepaalt namelijk liever zelf waarover hij schrijft. ‘Ik ga graag mijn eigen gang en besloot daarom ook om mijn boeken in eigen beheer uit te geven, zodat ik niet afhankelijk ben van een uitgever. Ik moet nu iets meer ballen in de lucht houden, maar ik kan het prima zelf.’ Drie van zijn inmiddels vier verschenen boeken zijn thrillers. Niet per se een bewuste keus. ‘Ik rolde in het genre. Via een advertentie raakte ik in contact met iemand die op zoek was naar schrijftalent voor thrillers. Ik had weleens iets van Nicci French gelezen, maar was verder niet zo thuis in thrillers.’ Maar hij bleek talent te hebben voor het schrijven van bloedstollende verhalen. Zijn thriller Eeuwig Donker won de juryprijs van de Indie Awards, een prijs speciaal voor auteurs met boeken in eigen beheer. En zijn nieuwste boek RÄV staat op de shortlist voor de Alice Indie Boekprijs 2019. ‘Super trots natuurlijk.’
Dit interview verscheen eerder in de Havenkrant van het Havenbedrijf Rotterdam. Hieronder kun je het verhaal-op-maat voor Nynke lezen! Steekwoorden die zij mij gaf waren: pinkelhoutje en duimstok. De twee namen werden Nynke en Goos.
ZOMERLIEFDE
Tjeerd Langstraat
Vertain (Frankrijk), vroeg zomer 2018, 6:37 uur
De morgenstond dient zich aan bij monde van tientallen fluitende vogeltjes en het ritmisch wuiven op de warme zomerwind van de berkenbomen langs de kant van de weg. De lucht kleurt dieprood en langzaam worden de contouren van de glooiende maisvelden zichtbaar. De stilte van de voorbije nacht wordt bij voortduring onderbroken door het gesuis van de banden die zich over het asfalt voortbewegen, en het zachte neerkomen van de voeten van de renner. In de verte flikkeren tientallen lampjes op de veiligheidshesjes van het team, dat zich ruim een kilometer voor hem bevindt. Een gestaag door het landschap slingerende karavaan van hardloopteams, die in estafettevorm vanuit Parijs naar Rotterdam hardlopen, om geld op te halen voor het goede doel. Nog zo’n 800 meter tot het volgende wisselpunt. Dan zijn ze voor deze shift over de helft en wacht hen niet veel later een stevig ontbijt, en hopelijk wat tijd om de gemiste slaap in te halen.
Goos gaat verzitten. De zadelpijn is inmiddels niet meer te ontkennen en het gebrek aan nachtrust maakt hem wat nukkig. Het is de negende keer dat hij deelneemt als fietsbegeleider, alleen dit jaar heeft hij nog een extra uitdaging te tackelen. Niet alleen zal de ruim 500 kilometer een beproeving zijn, ook zijn ontluikende gevoelens voor de enige vrouw bij de lopers spelen hem parten.
Voor hem loopt Nynke. Haar tred is soepel en ze lijkt vooralsnog weinig moeite te hebben met deze krachtsinspanning. Het verbaast hem ook eigenlijk niet. Ze is topfit. Dat blijkt niet alleen uit de talloze Instagram foto’s die vrijwel dagelijks voorbijkomen, waarop ze aan het sporten is, of die met de gezonde gerechten die ze heeft gefabriceerd. Maar na de vorige shift heeft hij het zelf kunnen aanschouwen. Zonder gêne kleedde ze zich uit in de krappe camper, waar ze naast elkaar op een matje zouden slapen tot de volgende shift. Ze trok haar shirtje uit en nam niet de moeite om zich om te draaien toen ze de sportbeha over haar hoofd trok. Ook het sportbroekje ging uit en in niets dan een string stond ze voor hem. Zijn blik daalde af van haar pronte borsten, naar de strakke buik en slanke gespierde benen, en bleef toen rusten op de matjes.
‘Dat wordt krap,’ zei hij zo neutraal mogelijk, terwijl hij zijn opwinding probeerde te temperen.
‘Doen wij gewoon,’ antwoordde ze met een glimlach, waarna ze ging liggen.
De schamele anderhalf uur voor hun powernap heeft hij verdaan met het kijken naar Nynke. In no time was ze buiten westen en draaide ze zich naar hem toe. Haar gezicht lag op minder dan 20 centimeter van het zijne en haar hand lag subtiel tegen zijn borst aan.
Het kostte hem moeite om haar niet over haar gezicht te aaien, de goudblonde lok die langs haar gezicht viel achter haar oor te draperen. Om haar hand beet te pakken en haar te overladen met liefde. Hij zou haar zoveel kunnen geven, hij zou zo goed voor haar zijn, maar in plaats daarvan blijft ze bij Dennis. De lul. Pinkelhoutje.
Langzaamaan maakt zijn nukkigheid plaats voor een overwinningsroes. Een mengelmoes van testosteron en dadendrang. Die laatste minuten tussen sluimer en slaap voelt hij de levenslust opborrelen, het gebrek aan slaap negerend en met een duidelijk doel voor ogen. Nynke zal van hem zijn, en hij weet al hoe dit te bewerkstelligen.
Rotterdam (Nederland), hoogzomer 2018, 20:27 uur
Hij heeft het al een paar keer eerder gezien. Op film. Maar dat waren altijd korte stukjes. Slecht gefilmd ook nog. Het was geen geheel, het geluid was slecht en hij miste de spanning van het er fysiek bij aanwezig zijn. Hij wil de geuren ruiken, de ogen zien, de angst voelen.
De film die hij nu kijkt komt uit Syrië. Vijf mannen in oranje pakken staan in een kooi bungelend aan een kraan boven een zwembad. Een oude man met baard, een veertiger en drie jonge mannen – allen met stoppelbaard – hebben hun handen om de tralies geklemd. De voorste jongen heeft een blauw oog en een gescheurde wenkbrauw. Op de voorgrond houdt een man met vlassig baardje een tirade. Hij heeft een grijns op zijn gezicht. Met een satanisch genoegen zegt hij dat dit spionnen van Bashar al-Assad zijn, en daarom moeten sterven. Op de achtergrond klinkt muziek, en Arabische teksten lopen onder het beeld door. De omgeving lijkt nog het meest op een verlaten zwemstadion. Hoge tribunes waar onkruid welig tiert, waar graffiti op de muren is aangebracht en waar de verf van het houtwerk bijna volledig is afgebladderd.
Maar hij is vooral gefascineerd door de blikken van de mannen. Hun lichaamshouding. Nog liever zou hij in hun hoofden willen kijken. Wat zouden ze denken, nu ze weten dat ze gaan sterven? Zijn ze bang, of juist gelaten? Denken ze aan hun vrouwen, hun kinderen? Hebben ze spijt dat ze geen zelfmoord hebben gepleegd voordat deze beulen de macht over hun leven en sterven zouden nemen?
De oude man lijkt zenuwachtig. Zijn ogen schieten rusteloos heen en weer en hij lijkt contact met de anderen te willen maken. De jonge mannen staan rechtop, proberen een vorm van trots uit te stralen. Maar in de ogen van de dood is geen plaats voor trots. Het is misplaatste arrogantie.
De wind speelt een luguber spel met de kooi, die langzaam om de as van de kabel draait. Wanneer de beul met een handgebaar te kennen geeft dat de kooi mag zakken, lijken de mannen in paniek te raken. De oude man schreeuwt en begint te huilen.
Tergend traag zakt de kooi. Hoe diep zou dat zwembad eigenlijk zijn? En wat is de temperatuur van het water?
Wanneer het water de voeten van de mannen raakt, proberen ze uit alle macht omhoog te klimmen. Nu pas proberen ze te ontsnappen, de tralies om te buigen. Veel te laat laten ze hun driften, hun wil om te overleven, de overhand nemen.
Eén man blijft rustig staan, zijn kin fier omhoog, zijn handen om de tralies geklemd. Zijn blik verraadt niets, hij lijkt in het oneindige te staren.
Op het moment dat het water bij de oude man – de kleinste – tot aan zijn kin staat, begint hij te trappelen. Even verkeert hij in de gewichtsloze vorm van drijven in het water. Als zorgeloze staat van zijn, wanneer je op je rug met je gezicht in de zon, en je armen gespreid in het water dobbert.
Slechts seconden later doen alle mannen verwoede pogingen hun hoofd boven water te houden. Ze trekken zich op en trappen zichzelf naar boven, tot hun hoofd het dak van de kooi aanraakt en het water tot over hun mond komt. Hun ogen lijken uit de kassen te poppen. Ze nemen een laatste teug lucht waarna het water de regie overneemt en de mannen verzwelgt. Ze verdwijnen onder het oppervlak dat borrelt en bubbelt.
Hij houdt onbewust zijn adem in. Zenuwscheuten schieten door zijn buik. Hij vloekt. Waarom hebben ze niet een GoPro onder water opgehangen om zo de doodstrijd van de mannen te filmen. Nú is het moment dat ze gaan sterven. Dat ze de natuurlijke drang om te ademen zo lang mogelijk uitstellen. Het is het moment waar de paniek en de angst overgaan in een allesverzengende pijn, wanneer de eerste teugen water de longen binnenstromen. Dan volgt berusting, het bewuste inwisselen voor het onbewuste en het overgaan naar de andere kant, wanneer het hart stopt met kloppen.
De muziek jengelt door, terwijl de kooi onder water staat. Een minuut, twee, drie… Dan komt er beweging in de kooi. Langzaam wordt de kooi uit het water getrokken. De eerste centimeters is er niets te zien, dan verschijnt er een hoofd. Een van de mannen staat half rechtop, zijn mond om een tralie heen gevouwen, zijn natte haar sluik opzij hangend. Zijn zielloze lichaam leunt met het volle gewicht tegen de tralies. Water stroomt uit de kooi wanneer deze weer volledig boven het zwembad hangt. Hij draait om zijn as. Daar ligt de oude man, een arm hangt slap buiten de kooi. De muziek is gestopt en de stilte doet bijna sereen aan. Het zachte druppen van het water, de zon die op de imponerende ruïnes van het stadion schijnt. Wanneer de kooi verder draait, ziet hij de man liggen die tot het laatste moment star voor zich uitkeek. Wit schuim borrelt op uit zijn mond en loopt over zijn gezicht. Zijn borst blijft schokkend pogingen doen om lucht binnen te krijgen. De verwoede doodstrijd van de man duurt nog zeker een minuut. Tot het moment dat het op en neer gaan van zijn borst abrupt stokt. De witte schuimmassa is inmiddels zo groot dat het zijn hele gezicht bedekt.
‘Chapeau,’ mompelt Goos in zichzelf wanneer hij zijn laptop dichtklapt. ‘Zeer inspirerend.’
Goos loopt de badkamer in waar hij een enorm aquarium heeft staan. Hij raapt de duimstok op die hij heeft gebruikt om de afmetingen te bepalen. In elke hoek, ook onder water, heeft hij camera’s geplaatst, en aan het plafond hangt een camera die recht naar beneden filmt. Hij pakt zijn telefoon uit zijn zak, opent zijn mail en stuurt een berichtje. Dan activeert hij de camera’s en pakt het resterende stuk touw met de gewichten dat op de grond ligt. Hij laat het touw met de gewichten langzaam vieren tot de zwaartekracht zonder mededogen haar werk zal doen.
‘Ik hou van jou, voor altijd de mijne,’ fluistert Goos.
Op dat moment krijgt – aan de andere kant van de stad – Dennis een mailtje binnen met een link en de mededeling dat het geen spam is.
Openen, nu! Geen spam!
Goos
Wanneer Dennis de link opent, ziet hij nog net vanuit verschillende perspectieven, hoe Nynke als een vis op het droge haar lippen tuit voor een laatste poging te ontsnappen aan een onvermijdelijke en verschrikkelijke verdrinkingsdood.