‘Het gaat niet goed, hè?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Mijn hoofd maakt weer stofjes aan.’
In mijn woonkamer staat bij het raam een groot kamerscherm. Een tastbare metafoor voor hoe ik me voel. Staat het scherm opengeklapt, dan ben ik juist gesloten. De buitenwereld buitengesloten, niemand die naar binnen kan kijken. Staat hij dichtgeklapt, dan kunnen mensen naar binnen kijken en met open vizier kijk ik naar buiten.
‘Moet je niet eens praten met iemand? Of medicijnen nemen?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Geen troep in mijn lichaam en een psycholoog laat me mijn eigen vragen beantwoorden.’
Mijn werk lijdt er ook onder. Mensen begrijpen dat vaak niet, zeggen dat ik gewoon moet gaan schrijven. Ik probeer het dan altijd maar uit te leggen via een simpel voorbeeld. Stel je een timmerman voor. Dag in, dag uit maakt hij meubels, hij zaagt, hij schuurt, hij timmert en hij lakt. Maar langzaam sluipt er artrose in zijn gewrichten. Zijn vingers vervormen, hij krijgt steeds meer pijn. Hij doet er twee keer zo lang over om een simpele stoel te maken en zijn gekromde vingers kunnen de finesse en kwaliteit van weleer niet meer aanbrengen op het hout. Ik schrijf. Dat doe je vooral met je hoofd. Als dat hoofd niet meewerkt, zijn de epistels als de mislukte stoel van de door artrose geplaagde timmerman.
‘Je bent geen waardeloos geval, je hebt echt een vertekend zelfbeeld.’
Ik schud mijn hoofd.
‘Je zegt het, ik weet het, maar ik voel het niet zo.’
Ik ben zo moe. Ik wil zo graag normaal zijn, in een koophuis wonen en een labrador hebben. Alles om maar niet die nietsontziende stofjes door mijn lijf te voelen stromen. Ik wil niet vlak zijn, ik wil niet down zijn, ik wil niet als een slappe vaatdoek op de bank liggen. Ik wil weer normaal kunnen slapen. Ik wil mijn concentratie terug.
‘Je doet geen rare dingen, hè?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Ik wil niet dood, als je dat bedoelt.’
De dagen dat het echt slecht gaat, denk ik wel aan de dood. Maar dan is het vooral een schouderophalen. Als ik dood zou zijn, is het prima.
Anderzijds heb ik een extreme behoefte aan adrenalineshots. Het is misschien een soort compensatiedrang. Fysiek en mentaal, een battle of the stofjes. Het neigt naar zelfdestructief gedrag. Extreem sporten, extreem drinken, extreem (veel) seks hebben.
‘Je bent stabiel onstabiel.’
Ik knik.
‘Dat klopt. En bedankt dat je er voor me bent.’