Mijn armen zwieren in het luchtledige, ik houd mijn ogen gesloten en wieg mijn lichaam op de tonen van de muziek, een voldane glimlach op mijn gezicht. Wanneer ik mijn ogen open, staat de zanger op een kleine vijf meter afstand. Hij kijkt zwoel de zaal in, omgeven door metershoge vlammen die hun hitte de lucht in spuwen. Zweetdruppels flikkeren op zijn gezicht. Naast mij staat mijn grote liefde, een enorme bos roodrossige krullen, in een strakke leren jurk. Ze lacht, ze danst, ze gaat volledig op in de muziek, in mij. Ze is heerlijk. Ze zoent me. Ik ben blij, euforisch bijna.
Een moment van ultiem geluk en grenzeloze vrijheid, tijdloos en gevangen in het orgastische gevoel dat een briljant muziekstuk teweeg kan brengen. Je vergeet je sores, pakt het moment en even doet niets er toe.
De muziek wordt bombastischer, de zanger zweept de zaal op en wij gaan erin mee, volledig. Met honderden tegelijk. We springen, we zingen.
EVERYBODY FUCKING JUMP!
Terwijl wij in Amsterdam staan te springen, worden in Parijs de eerste kogels afgevuurd.
Het concert is afgelopen. Even kijk ik op mijn telefoon om te zien hoe laat het is. Een appje.
Wtf, Parijs?!
Even denk ik na. Parijs… is het werkgerelateerd, zou ik op reis gaan naar Parijs binnenkort? Nee. Ik snap niet wat de afzender bedoelt. Het boeit ook niet, ik vraag het later wel. Ik ben nu hier. We drinken bier, we lachen, een bewaker vraagt me of ik bij de band hoor. Want de afterparty is daar en hij wijst een zaaltje aan. Ik ben te eerlijk en zeg nee, dus we moeten de grote zaal uit. We fantaseren over het briljante feest dat we nu missen; ik als nep bandlid, mijn vriendin als groupie.
Terwijl wij in Amsterdam aan de bar een biertje drinken, worden in Parijs bij voortduring mensen afgeslacht uit naam van de islam.
We pakken de metro. Er hangt seks in de lucht. We zouden nog naar een ander feestje gaan, maar we besluiten naar het appartement te gaan. Een toffe ruimte in De Pijp, met enorm bad.
Terwijl we er bijna zijn kijk ik dan toch even op mijn telefoon. Twitter.
Godverdomme, what the fuck, Parijs?!
Tot diep in de nacht kijk ik tv, zie ik de beelden, neem ik de honderden tweets tot me. Ik ben misselijk, verdrietig en boos, intens boos. De euforie van die vrijdag de dertiende is verworden tot een chaos in mijn hoofd. Ik lees alles wat er geschreven wordt over de aanslagen. Wat politici vinden dat er moet gebeuren, columnisten, duiders, de 1.001 deskundigen op welk gebied dan ook. Ik scheld iemand uit voor domme koe op Twitter. Op Facebook volg ik inmiddels een stuk minder mensen vanwege de drab die ze uitkramen. Met mijn vriendin heb ik een discussie over religie, ze haalt Peter R. de Vries zelfs aan.
Maar wat me bovenal opvalt is het overheersende fenomeen dat ik, jij, wij van alles moeten.
Ik MOET een vlaggetje over mijn ava op Facebook zetten, want anders ben ik niet genoeg betrokken.
Ik MOET ook rouwen om slachtoffers die vallen in Beirut, Tibet, Palestina (Israëlische gezinnen die op straat worden doodgestoken, hoor je bijna niemand over) en Nigeria.
Ik MOET Wilders ook een klootzak vinden.
Ik MOET de ‘hearts and minds’ veroveren van moslims.
Ik MOET moslims haten.
Ik MOET respect hebben voor religie.
Ik MOET mijn bek houden om 12:00 uur.
We MOETEN Daesh zeggen, in plaats van IS.
We MOETEN IS bombarderen.
We MOETEN bidden voor Parijs.
We MOETEN boos worden/rustig blijven (doorhalen wat niet van toepassing is).
Ik MOET, jij MOET, wij MOETEN…
Maar weet je wat ik zo fijn vind van die ultieme vrijheid die wij hier hebben: dat ik juist helemaal niets moet. Dat ik zelf bepaal wat ik vind, wat ik doe, hoe ik mijn medeleven betuig, hoe ik denk dat iets opgelost kan worden en of ik een minuut mijn bek hou of ga staan schreeuwen op straat.
Ik moet even helemaal niks.